Artikel 25: Adviesrecht

Een van de rechten waar de OR de meeste invloed mee kan verkrijgen is misschien wel het adviesrecht. De ondernemingsraad heeft adviesrecht als de bestuurder een voorgenomen besluit neemt over een aangelegenheid die benoemd staat in artikel 25 lid 1 van de wet op de ondernemingsraden (WOR). Hiernaast heeft de OR ook adviesrecht bij de benoeming of het ontslag van een bestuurder van de onderneming (artikel 30 van de WOR). Adviesplichtige onderwerpen zijn vaak organisatorische en strategische besluiten. De wet noemt bijvoorbeeld een belangrijke wijziging in de organisatie dan wel in de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming adviesplichtig. Hiernaast zijn ook belangrijke investeringen, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de onderneming en veel andere onderwerpen adviesplichtig. Onderaan dit artikel staan alle onderwerpen waarover de bestuurder de OR advies moet vragen.

Hoe gaat een adviesaanvraag in zijn werk?

De bestuurder legt zijn voorgenomen besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad voor op een moment dat het advies van de OR nog van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. In de adviesaanvraag moet in ieder geval staan wat de beweegredenen zijn voor het besluit, de gevolgen die het besluit voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben en van de maatregelen om met deze gevolgen om te gaan. De OR bespreekt deze adviesaanvraag eerst in zijn eigen vergadering en de wet schrijft voor dat er minimaal 1 overleg met OR en bestuurder moet zijn over het onderwerp. Hierna geeft de OR schriftelijk zijn advies aan de bestuurder. De OR moet dit doen binnen redelijke termijn. Hoe complexer het onderwerp des te meer de OR mogelijk nodig zal hebben. Na het advies van de ondernemingsraad wordt de ondernemingsraad door de bestuurder zo spoedig mogelijk van het definitieve besluit in kennis gesteld. Indien het advies van de ondernemingsraad niet of niet geheel is gevolgd, moet de bestuurder aangeven waarom van het advies is afgeweken. Tenzij het besluit van de bestuurder overeenstemt met het advies van de ondernemingsraad, is de bestuurder verplicht de uitvoering van zijn besluit op te schorten tot een maand na de dag waarop de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld. Deze verplichting vervalt wanneer de ondernemingsraad aan de bestuurder mededeelt dat hij of zij niet hoeft te wachten met de invoering van het besluit.

Als de bestuurder het advies van de OR naast zich neerlegt en dit niet kan onderbouwen of in de ogen van de OR onredelijk handelt kan de OR vanwege artikel 26 van de WOR beroep instellen tegen een besluit van de ondernemer, hetzij wanneer dat besluit niet in overeenstemming is met het advies van de ondernemingsraad, hetzij wanneer feiten of omstandigheden bekend zijn geworden, die, waren zij aan de ondernemingsraad bekend geweest ten tijde van het uitbrengen van zijn advies, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om dat advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht. Dit beroep moet ingediend worden binnen een maand nadat de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld. De rechtbank toetst of de bestuurder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.

Adviesplichtige onderwerpen

De ondernemingsraad wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot:

a. overdracht van de zeggenschap over de onderneming of een onderdeel daarvan;

b. het vestigen van, dan wel het overnemen of afstoten van de zeggenschap over, een andere onderneming, alsmede het aangaan van, het aanbrengen van een belangrijke wijziging in of het verbreken van duurzame samenwerking met een andere onderneming, waaronder begrepen het aangaan, in belangrijke mate wijzigen of verbreken van een belangrijke financiƫle deelneming vanwege of ten behoeve van een dergelijke onderneming;

c. beƫindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van een belangrijk onderdeel daarvan;

d. belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming;

e. belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, dan wel in de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming;

f. wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent;

g. het groepsgewijze werven of inlenen van arbeidskrachten;

h. het doen van een belangrijke investering ten behoeve van de onderneming;

i. het aantrekken van een belangrijk krediet ten behoeve van de onderneming;

j. het verstrekken van een belangrijk krediet en het stellen van zekerheid voor belangrijke schulden van een andere ondernemer, tenzij dit geschiedt in de normale uitoefening van werkzaamheden in de onderneming;

k. invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening;

l. het treffen van een belangrijke maatregel in verband met de zorg van de onderneming voor het milieu, waaronder begrepen het treffen of wijzigen van een beleidsmatige, organisatorische en administratieve voorziening in verband met het milieu;

m. vaststelling van een regeling met betrekking tot het zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

n. het verstrekken en het formuleren van een adviesopdracht aan een deskundige buiten de onderneming betreffende een der hiervoor bedoelde aangelegenheden.